Zorg thuis
Heeft u zorg nodig en wilt u zelfstandig thuis blijven wonen? Dan kunt u thuiszorg krijgen.
Per 1 januari 2019 veranderden de regels voor het leveren van zorg aan cliënten met een LVG-indicatie. Nog niet voor al onze cliënten en zorgaanbieders is duidelijk hoe de nieuwe regels gaan werken. Wij verduidelijken graag de achtergrond van de volgende wijzigingen:
Tot 2019 keken wij vooral naar de duur van de indicatie en niet naar de inhoud van de indicatie. Zolang de LVG-indicatie geldig was (vaak tot het 23e jaar), had deze cliënt in onze ogen recht op toegang tot de Wlz. Daarom zette Zorg en Zekerheid op verzoek van zorgaanbieders de LVG-indicatie soms tijdelijk om naar een indicatie die bij de betreffende zorgaanbieder past (bijvoorbeeld VG). Onze cliënten met een LVG-indicatie konden hierdoor gemakkelijk doorstromen naar voorzieningen waar de nadruk meer lag op verblijf en niet op behandeling.
Het ministerie van VWS heeft in 2018 aangegeven dat dit niet klopte. Wij hebben het ministerie toen gevraagd wat de bedoeling is van een LVG-indicatie: “het is aan de zorgkantoren om integrale behandelzorg in een verblijfssetting in te kopen die past bij het door het CIZ geïndiceerde LVG-zorgprofiel”. Een andere invulling van de indicatie (zoals thuis behandelen en wonen bij een instelling zonder behandeling). Het is daarom niet meer mogelijk om een LVG-indicatie structureel te verzilveren in VPT of MPT. De enige uitzondering is overbruggingszorg tot opname in een LVG-behandelingstelling.
Vanaf 1 januari 2019 maken wij voor het leveren van zorg aan klanten met een LVG-indicatie alleen nog afspraken met zorgaanbieders die passende integrale behandelzorg in een verblijfssetting leveren. Wij toetsen dat als volgt:
Zorgkantoor Zorg en Zekerheid wil niet dat mensen gedwongen moeten verhuizen omdat regels tussentijds wijzigen. Wij hebben met het ministerie van VWS een overgangsregeling kunnen afspreken. Deze regeling geldt tot het moment dat de LVG-indicatie afloopt. Deze overgangsregeling eindigt in ieder geval op 31 december 2020. Wat houdt de overgangsregeling in:
Zorg en Zekerheid heeft verder met het ministerie van VWS afgesproken dat wij nog dit jaar in gesprek gaan met zorgaanbieders over klanten die hun indicatie niet bij een LVG-behandelinstelling verzilveren. Wij nemen daartoe contact op met de betreffende zorgaanbieders. We werken toe naar een verantwoorde oplossing voor deze klanten.
Als de LVG indicatie verloopt (na maximaal 3 jaar) en er is nog steeds vervolgzorg nodig, moet de cliënt tijdig een nieuwe LVG-indicatie aanvragen. Het tijdig aanvragen van een vervolgindicatie is ook nodig als de behandeling bijna is afgerond en de cliënt kan verhuizen naar een ander woonsituatie. De nieuwe indicatie moet vóór de verhuizing bekend zijn zodat tijdig duidelijk is wie verantwoordelijk is voor (de betaling van) de zorg.
Voor de Wlz-zorg beslist het CIZ over de indicatie. Als het CIZ een VG-indicatie afgeeft, kan de cliënt gebruik maken van zorgaanbieders waarmee het zorgkantoor een overeenkomst heeft. Vanaf het moment dat de nieuwe indicatie is afgegeven tot het moment van verhuizing betaalt het zorgkantoor de kosten van de LVG-behandelinstelling door met een maximum van 13 weken. Bij uitzondering kan dit eenmaal worden verlengd met nogmaals maximaal 13 weken. Hiervoor komen aparte prestaties ‘overbruggingszorg LVG’.
Als het CIZ geen indicatie afgeeft voor de Wlz, verwijst het CIZ de cliënt naar de Wmo. De cliënt en zorgaanbieder overleggen met de gemeente over de betaling van de vervolgzorg. Als het CIZ na afronding van de behandeling geen toegang geeft tot de Wlz, loopt de ‘oude’ Wlz-indicatie nog 13 weken door als iemand nog bij de LVG-zorgaanbieder verblijft. Wij betalen de LVG- zorgaanbieder gedurende deze periode het tarief dat past bij de betreffende LVG-indicatie. Daarna mag Zorg en Zekerheid geen declaratie voor deze klanten vergoeden.
Het is belangrijk dat de cliënt tijdens de behandeling kan oefenen in de nieuwe woonsituatie. De aanbieder zet de behandeling in dat geval tijdelijk voort na verhuizing van cliënt naar huis of andere woonvoorziening en bouwt gecontroleerd af.
Uitgangspunt is dat een nieuwe indicatie is afgegeven. Als de cliënt op een nieuwe locatie of weer thuis woont, kan de zorgaanbieder de behandeling voortzetten. Voor cliënten die bij een Wlz-instelling verblijven, is de prestatie behandeling gedragstherapeut van toepassing (H329). Voor jongeren waar de gemeente verantwoordelijk is voor de financiering van zorg, kan gebruik worden gemaakt van de Subsidieregeling Extramurale Zorg (S329).
Het lukt cliënten niet altijd om direct na het afgeven van de indicatie bij een LVG-behandelinstelling te gaan wonen. Het is wel nodig om de behandeling zo snel mogelijk te starten. Dan kopen wij zorg in ter overbrugging. De cliënt kan dan voor 13 weken de LVG-indicatie op een andere plaats of andere manier verzilveren. Dat kan zijn bij een andere zorgaanbieder die geen LVG-zorg biedt, via een VPT of met een MPT. Als de LVG-behandelinstelling alvast een behandeling inzet, vergoeden wij de betreffende prestatie. Een voorwaarde voor het toekennen van overbruggingszorg is wel dat de cliënt actief wachtend is bij een LVG-behandelinstelling waarmee wij een overeenkomst hebben.
Het ministerie van VWS en NZa werken hard aan het aanpassen van de regels per 1 januari 2020. Deze herziening lossen een groot deel van de knelpunten op. Over deze twee specifieke situaties zijn zorgkantoren nog in gesprek met het ministerie over een oplossing:
Als u vragen heeft over het beleid van Zorgkantoor Zorg en Zekerheid of meer informatie nodig heeft over de gevolgen voor uw cliënten, dan kunt u contact opnemen met uw zorginkoper.